Een hoge gewasopbrengst valt of staat bij een goede voorbereiding op het zaaien, poten en planten. Een juiste afstelling van de zaai- of pootmachine, de instelling van de stuuragressie en de wijze waarop je het land klaarlegt – alles moet in orde zijn bij het streven naar een zo hoog mogelijke gewasopbrengst.
Het land ligt klaar, de zaai- en pootmachine staan gereed en je weet precies waar je de spuitsporen wilt hebben. Je kunt aan de slag. Toch is het verstandig om een paar dagen voor het echte werk eens droog te oefenen. Hang het werktuig alvast achter de trekker en rijd alvast een keer heen en weer over het perceel dat je wilt gaan zaaien of poten. Dan weet je zeker dat de software up to date is en laat je niets aan een toeval over.
Met de lijnen mee zaaien
Het kilveren, ploegen, spitten of frezen is achter de rug en de grond ligt er tiptop bij. Op het kilveren na, doe je al die grondbewerkingen in een bepaalde bewerkingsrichting. Die rijrichting dient als houvast bij het zaaien of poten. Kies ervoor om ofwel haaks op de bewerkingsrichting te zaaien dan wel evenwijdig aan die bewerkingsrichting. Heb je de grond diagonaal op de zaai- of pootrichting bewerkt, dan kan dat ertoe leiden dat de zaai- of pootmachine op die bewerkingsbanen gaat ‘lopen’ en gaat slingeren. Slingers in rijen of ruggen zijn het gevolg, met het risico dat er bijvoorbeeld bij het schoffelen later in het seizoen planten verloren gaan.
Variabel poten of zaaien
Efficiënt omgaan met zaai- of pootgoed levert onderaan de streep een hoger rendement op – efficiënt boeren draait immers ook om een zo laag mogelijke input. Pak de opbrengstdata van voorgaande jaren er eens bij en kijk of het zinvol is om de zaai- of poothoeveelheid pleksgewijs aan te passen. Gebruik één hectare als proeftuin om de poters op sommige plekken wat ruimer of juist wat krapper te zetten en analyseer aan het eind van het jaar de hand van opbrengstdata wat het effect is geweest.